Nynke
“We hebben niet eens een supermarkt, laat staan een gayscene”
Nynke (23) speelt Eef in Homonologen
Nynke dacht altijd ‘gewoon’ hetero te zijn, net zoals alles en iedereen om haar heen. Totdat ze plotseling heel graag een meisje wilde zoenen. Verwarrend. Vooral omdat je daar dan opeens iets mee moet… maar van wie eigenlijk?
“Als je niet hetero bent, dan moet je aan anderen kunnen uitleggen wat je wél bent. Dat vind ik stom; uit de kast komen vind ik stom. Het is niemands zaak wat je bent. Iedereen moet opeens weten met wie je naar bed wil. Dat is toch best raar?
Ik kom uit Friesland; iedereen is hier wit en hetero. Zo lijkt het in ieder geval, zeker op het platteland. Ik ben tot mijn 18e nooit in aanraking gekomen met iets anders. Je weet dat er wel iets anders bestaat, maar dat voelt heel ver weg: een andere wereld. Nu zie ik hoe schadelijk het is om ervan uit te gaan dat iedereen hetero is.
Ik groeide op in Hemelum. Een heel klein dorpje in Zuidoost-Friesland. We hebben niet eens een supermarkt, laat staan een gayscene. Als kind kom je bijna nergens, heel soms ga je shoppen in Leeuwarden, de grote stad. Ik ging naar school in Bolsward, daar hebben ze een supermarkt en een middelbare school. Het was het type school waar de kinderen uit omliggende dorpen met de trekker naartoe komen, of nou ja… de meesten kwamen gewoon met de fiets hoor. Maar een enkeling kwam op de trekker.
Ik vond het niet vervelend om alleen te zijn: het paste bij me
Ik hield al wel van theater, maar ik was niet cool of extravert genoeg om echt bij het clubje theaterkinderen te horen. Ik denk dat ik een buitenbeentje was omdat ik heel introvert ben. Ik ben niet luid – alleen op sommige momenten eventjes. Ik weet ook heel goed wat wel en niet bij me past. Als iets niet bij me past, dan doe ik daar gewoon niet aan mee. Dat was toen ook al zo. Ik was op de middelbare school nooit iemand die achter mensen aan liep. Ik vond het dus ook niet vervelend om veel alleen te zijn: het paste bij me.
Heel hard mijn best doen om veel vrienden te maken paste ook niet bij me, waarom zou ik? Eén vriend vond ik zat. In de pauze zat ik bij een clubje mensen die ook allemaal net niet bij een ander clubje pasten, een verzameling van outcasts, buitenbeentjes. Vond ik prima.
Ik zoek dingen het liefst rustig in mijn eentje uit. Zo was het ook toen ik voor het eerst begon te twijfelen of ik hetero ben. Daar heb ik een jaar in stilte over nagedacht. Het begon toen ik 17 was. Voor die tijd ging ik er altijd vanuit dat ik hetero ben. Gewoon omdat dat het enige was wat ik kende, ik dacht er niet verder over na.
Ik zat in de bus met een meisje. Een meisje dat in de pauze bij hetzelfde groepje zat. We moesten elke dag met dezelfde bus van en naar school. Zij praatte heel veel en bleef dus maar tegen me aan praten, beetje irritant – ik vond d’r dus niet eens leuk. Maar mijn gedachten dwaalden af. Doordat ze zoveel praatte was ik uitgeschakeld. Alleen m’n lichaam stond nog aan, beter kan ik het niet omschrijven. En opeens wilde ik haar zoenen: ‘wat nou als ik haar gewoon nu zoen?’ Door die opwelling schoot mijn brein weer aan. Ik schrok van mijn eigen gedachte. Waarom dacht ik dit? En vooral: wat betekende het dat ik dit dacht?
Minstens een jaar ben ik ervan in de war geweest. Ik was bang dat ik zo iemand was die dan al die tijd lesbisch bleek te zijn en het niet door had gehad. Die verhalen hoorde ik hier op het platteland wel eens: iemand die getrouwd is en kinderen heeft en er dan op vijftigjarige leeftijd plotsklaps achter komt gay te zijn! Tja, dat is het enige beeld wat ik erbij had.
Ik kende alleen die verhalen en de verhalen van mensen die het al van kinds af aan zeker wisten. Daar voelde ik mezelf niet in thuis. Ik was immers ook ooit op een jongen verliefd geweest. Dus dan ben je hetero, dacht ik. Dat het er ook ergens tussenin kan zitten en niet zo vast hoeft te staan, daar had ik nooit van gehoord.
Wat nou als ik haar gewoon zoen?
Na die opwelling in de bus, ben ik als een gek gaan googelen. Ik kwam erachter dat je ook bijvoorbeeld 10% op meisjes kon vallen en 90% op jongens. Of misschien 40% en 60%. Even gaf dat rust. Het hoeft niet het één of het ander te zijn. Dan was je dus blijkbaar ‘bi’. Maar al snel voelde ik me ook daar niet helemaal prettig bij. Moest ik dan gaan verkondigen ‘bi’ te zijn? Klopt dat label dan wel bij mij?
Door Google kwam ik erachter dat het maar een raar verhaal kan zijn als je niet hetero bent. Je hebt je seksuele oriëntatie, dus waar je je tot aangetrokken voelt, en je romantische oriëntatie. En die twee hoeven dus niet hetzelfde te zijn. En trouwens, ik heb het gevoel dat het bij mij ook best nog wel eens kan veranderen. Maar moet je dat dan steeds uitleggen?
Ik was er best een beetje gestrest over en wilde duidelijkheid. Niet alleen voor mezelf, maar juist voor anderen. Want mensen mochten best weten dat ik niet hetero ben, maar ik moest ze dan wel kunnen uitleggen wat ik dan wel was. Ik wilde niet steeds moeten zeggen: ‘Nou nu zit ik ongeveer hier, maar misschien verschuift dat nog.’
Ik zoek liever eerst dingen helemaal zelf uit en geef dan een antwoord verpakt in een totaalpakket: ‘zo zit het en zo blijft het. Klaar.’ Anders zou ik mensen betrekken bij alle vragen die ik mezelf stelde in mijn hoofd en dat vond ik best wel intiem. En misschien verwachtten ze dan zelfs wel een update: ‘hee jongens, ik zit op 40%-60% maar eerder dacht ik aan 10% - 90% dus stay tuned.’ Dat wil ik niet. Dat gaat niemand wat aan.
Ik voelde een tijdsdruk om met dat antwoordenpakketje te komen. ‘Hoe lang nog voordat mensen gaan vragen hoe het met mij zit?’ Nou, niet heel lang. Volgens mij was ik 19 toen mijn moeder ernaar vroeg. Ik mompelde iets vaags over dat een meisje voor mij net zo goed een optie was. Dat vond ze prima. Dat wist ik ook wel, want ze heeft altijd gezegd: ‘het maakt niet uit of je met een jongen of meisje thuiskomt, zolang hij of zij maar goed voor je is.’ Heel erg fijn dat ze dat altijd zei.
Als ik verliefd word, zie ik vanzelf wel op wie.
Toch wilde ik nooit uit de kast komen, ik wilde er geen ding van maken en er vooral zelf niet over beginnen. We hebben er een zomer lang een conflict over gehad omdat zij per se wilde dat ik het ook meteen aan mijn vader vertelde. ‘Vertel het maar gewoon’, zei ze dan. ‘Wat moet ik precies vertellen dan?’, vroeg ik. Want als hij me ernaar zou vragen, wilde ik best vertellen dat ik geen idee had. Maar om een gesprek te beginnen met: ‘Hee pap, eigenlijk heb ik nauwelijks nuttige info te bieden’, vond ik heel raar. Dat ging in tegen alles wie ik was. De reden dat ik het aan mijn moeder vertelde, was omdat ze het vroeg en ik er geen geheim van wilde maken.
Inmiddels zijn er alweer wat jaren overheen gegaan. Ze hebben nu geaccepteerd dat ik het gewoon geen naam geef. Dat doe ik namelijk nog steeds niet. Misschien ooit nog wel hoor, dat sluit ik niet uit. Ik zie wel wat ’t wordt. Eigenlijk voel ik me daar nu het meest relaxt bij. Ik heb het losgelaten. Als ik verliefd word, zie ik vanzelf wel op wie. Ik heb lang gedacht dat het een naam moest hebben, en dat ik als iets uit de kast móést komen. Voor sommigen is dat heel bevrijdend, voor mij niet.
Toen ik bij Live Your Story ging spelen vond ik dat eerst best spannend. Ik had in Leeuwarden al wel een vriend gemaakt die ook een beetje zoekende is naar zijn geaardheid, maar verder had ik eigenlijk nog nooit andere niet-hetero’s ontmoet. Ik dacht: ‘Iedereen weet vast precies wat hij of zij is en is daar heel erg oké mee.’ Best intimiderend. Maar er zijn genoeg mensen binnen Live Your Story die juist niet zo’n vast label hebben. Ik word in ieder geval begrepen.
Ik vind het eigenlijk wel oké om dat nu niet te weten. Ik zie wel.
Rond mijn 18e ging ik in Leeuwarden de opleiding docent geschiedenis doen. Ik ga binnenkort mijn laatste stage lopen en dan ben ik klaar. Aan de ene kant vind ik dat het in het onderwijs zichtbaarder moet worden dat er meer is dan heteroseksueel. Bij gebrek aan een label, ben ik alleen niet zo zichtbaar als LHBTI’er. Maar waar ik kan, zal ik het gesprek met mijn toekomstige leerlingen aangaan. Ik zal er nooit een geheim van maken dat ik niet hetero ben.
Het belangrijkste is namelijk: we moeten er met z’n allen niet meer van uitgaan dat iedereen hetero is. Zelfs niet in Friesland.
Dat vind ik ook zo mooi aan spelen in Homonologen voor Live Your Story. Aan het eind van een voorstelling vragen leerlingen altijd ‘wat’ we zelf zijn. Dan zeg ik nu gewoon: ‘Ik weet niet wat ik ben. Ik ben niet hetero, maar verder heb ik geen idee. En weet je? Ik vind het eigenlijk wel oké om dat nu niet te weten. Ik zie wel.’
Als ik het op mijn drieëntwintigste nog niet hoef te weten, dan hoeft een middelbare scholier dat al helemaal niet! Het komt wel. En komt het niet? Dan komt het niet.”